Beginnen met KOI

de inwendige en uitwendige anatomie en oorsprong

Interne anatomie van de KOI

Interne anatomie

Het geraamte

De tanden

Spieren

Het hart

De bloedsomloop

Het bloed

De kieuwen

De spijsvertering

De Milt

De lever

De pancreas (=alvleesklier)

De nieren

De voortplantingsorganen

De zwemblaas

De hersenen

Het ruggemerg

Het zenuwstelsel

Externe anatomie

Baarddraden

Neusgaten

Ogen

Kieuwdeksel

Vinnen

Anus

Zijlijnorgaan

Oorsprong

Interne anatomie

 

.
De interne anatomie geeft u een inzicht in de ligging van, de verbindingen tussen en het gebruik van de inwendige organen.

Het geraamte.
Het geraamte van de koi is een beendergeraamte of Teleostei. Het skelet heeft verscheidene belangrijke functies: het beschermt en steunt de inwendige organen en weefsels, en het stelt de vis in staat te bewegen doordat het een aantal beweegbare gewrichten en aanhechtingspunten voor spieren bevat. Delen van de eerste vier wervels van de ruggengraat vormen de botjes van Weber, een systeem van kleine botjes die de zwemblaas met het inwendige oor verbinden. Geluidsgolven die door het water gaan, veroorzaken trillingen in de zwemblaas. De botjes van Weber versterken deze trillingen en geven ze door aan de gevoelige haarcellen die zich bevinden in de halfronde met vocht gevulde kanalen van het inwendige oor. Hierdoor is de koi in staat te 'horen'.

De tanden.
Net als bij alle andere leden van de Cyprinidae zitten er hij de koi geen tanden in de kaken. De weinige tanden die ze hebben, zijn grove maalinstrumenten die op been platen in de keel zitten.

Spieren.
Het grootste deel van het lichaam wordt gevormd door vier spierbundels, twee aan iedere kant van het lichaam. Deze bundels zijn onderverdeeld in V-vormige spiersegmenten. De goed ontwikkelde spiersegmenten van de keel en de kieuwbogen zorgen voor de ademhaling. De kaakspieren bedekken het grootste gedeelte van de wangen en zorgen ervoor dat de kaken zich kunnen openen en sluiten. De spieren van de gepaarde vinnen zijn weinig ontwikkeld, hoewel de borstvinnen verbonden zijn met zeer uitgebreide spieren.

Het hart.
Het hart ligt net achter en onder de kieuwbogen. Het is een grote gespierde pomp die bestaat uit vier kamers die achter elkaar liggen. De eerste kamer is niets meer dan een zakje met een dunne wand die zeer weinig spieren bevat. Ook de tweede kamer, atrium genaamd, heeft een dunne wand, die echter uitgerekt kan worden. De derde kamer, of ventrikel, heeft een dikke spierwand en zorgt voor het pompen van van het hart. Ook de vierde kamer bestaat uit een dikke wand en bevat speciale kleppen die ervoor zorgen dat het bloed niet kan terugstromen naar de andere kamers.

De bloedsomloop.
De bloedsomloop is het transportsysteem waardoor voedingsstoffen en zuurstof de lichaamscellen bereiken en waardoor afvalstoffen weer worden verwijderd. Het hart zorgt voor de pompkracht en stuwt het bloed door deze aderen, eerst naar de kieuwen en vervolgens naar de hersenen en andere delen van het lichaam, waarna het bloed weer bij het hart terugkomt. De vaten die het bloed van en naar de kieuwen transporteren, naar de hersenen en vervolgens door het lichaam, noemen we arteriën; de vaten die het bloed terug naar het hart voeren, heten aderen. De belangrijkste functie van de bloedsomloop is het transporteren van zuurstof en het verwijderen van kooldioxide uit het lichaam. De bloedsomloop zorgt ook voor de aanvoer van voedingsstoffen naar de verschillende weefsels. De weefsels verwerken de voedingsstoffen en produceren stikstof. Net als bij andere beenvissen verlaten de stikstofhoudende afvalstoffen het lichaam in de vorm van ammoniak, wat door de kieuwen in het water wordt uitgescheiden.

Het bloed.
Het bloed bestaat uit drie stoffen: het plasma, rode bloedlichaampjes en witte bloedlichaampjes. Het plasma is een waterige vloeistof met een complexe structuur. De rode bloedlichaampjes bevatten hemoglobine, een rode kleurstof die zuurstof kan binden. Zo brengen de rode bloedlichaampjes zuurstof van de kieuwen naar de weefsels, waar ze de zuurstof afstaan. Tegelijkertijd nemen ze kooldioxide op, de afvalstof die tijdens de stofwisseling wordt geproduceerd. Ook de witte bloedlichaampjes spelen een belangrijke rol: ze beschermen de koi tegen infecties. Er zijn verschillende soorten witte bloedlichaampjes die ieder weer een eigen functie hebben. Ze stromen samen op plekken waar het lichaam een verwonding, een besmetting of een infectie oploopt en bieden dan weerstand aan bacteriën of virussen, verwijderen afgestorven of beschadigd weefsel en dragen ertoe bij dat het beschadigde weefsel weer wordt gerepareerd. Bloedlichaampjes gaan niet lang mee; nieuwe bloedlichaampjes worden voornamelijk in de milt en de nieren geproduceerd.

de kieuwen 
De kieuwen zijn het equivalent van onze longen. Ze bevatten een groot oppervlak aan weefsel, dat kooldioxide omwisselt voor zuurstof. Bovendien zijn ze belangrijk bij het reguleren van de osmose (d.wz. de zout/waterbalans en de uitscheiding). Voor het blote oog lijken de kieuwen op rijen met hele fijne vingervormige uitstulpingen die gerangschikt zijn op een serie bogen. Langs het achterste oppervlak van iedere boog loopt een dubbele rij hele fijne plaatjes die in een V-vorm gerangschikt zijn. Deze plaatjes zijn enorm geplooid, waardoor het oppervlak ontzettend wordt vergroot. De huid is bovendien uitzonderlijk dun, waardoor het bloed optimaal met het water in contact komt. Als er water over de kieuwplaatjes stroomt, wordt er zuurstof opgenomen en kooldioxide afgestaan. De kieuwen zorgen niet alleen voor een regulering van de osmose doordat ze zo'n groot oppervlak hebben, maar ook doordat ze een buitenlaag van speciale cellen bevatten die zouten uit het water kunnen opnemen. Aangezien de weefsels en lichaamsvloeistoffen van de koi een hogere concentratie zouten bevatten dan het omringende water, heeft het water de neiging om geabsorbeerd te worden, terwijl de zouten door de kieuwen in het water oplossen. (Deze processen heten osmose en diffusie. Osmose is het proces waarbij water van een zwakkere naar een sterkere oplossing stroomt, door een semi-permeabel vlies heen - in dit geval het kieuwplaatje. Zouten bewegen zich door diffusie in tegengestelde richting. De water- en zoutuitwisseling houdt op wanneer de oplossingen aan weerszijden van het vlies gelijke concentraties bevatten). Het teveel aan water dat via de kieuwen binnenkomt, wordt in grote hoeveelheden weer uit het lichaam gevoerd in de vorm van een zwakke urineoplossing die door de nieren wordt geproduceerd. De speciale cellen in de kieuwplaatjes winnen weer zouten terug uit het water en helpen zo de juiste zoutbalans in het bloed en de weefsels op peil te houden.

De spijsvertering.
De spijsvertering heeft drie functies: het fijnmaken en vermengen van voedsel (door de tanden), het chemisch afbreken van voedsel (door spijsverteringsenzymen), en het opnemen van voedingsstoffen. Koi hebben geen maag; voedsel wordt verteerd in het bijzonder lange darm-kanaal. Als de voedingsstoffen door het bloed zijn opgenomen, wordt het vaste onverteerbare materiaal uitgescheiden.

De milt.
De milt, een compact donkerrood orgaan, ligt vlak bij het darmkanaal en de lever. De milt produceert rode en witte bloedlichaampjes en slaat ze op.

De lever.
Bij koi is de lever zeer groot en bestaat hij uit verscheidene kwabben. De belangrijkste functie van de lever is het opslaan van glycogeen (een opgeslagen vorm van glucose (suikers)) en in mindere mate het opslaan van andere voedingsstoffen. Wanneer glucose en andere enkelvoudige suikers door de weefsels en organen zijn opgebruikt, geeft de lever het opgeslagen glycogeen vrij. Deze stof wordt vervolgens afgebroken tot glucose, waardoor de cellen 'brandstof' krijgen. De lever breekt ook oude en beschadigde bloedlichaampjes af. Hierbij wordt gal geproduceerd, die wordt opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas loopt een buisje naar het darmkanaal, waar de gal met vaste afvalstoffen wordt gemengd.

De pancreas (alvleesklier).
De pancreas bestaat uit zacht weefsel en lijkt op de lever. De pancreas produceert spijsverteringsenzymen die in het darmkanaal worden gebracht om het voedsel chemisch af te breken.

De nieren.
De nieren bestaan uit twee organen die zich in het bovenste gedeelte van het lichaam bevinden, aan weerszijden van de wervelkolom. Elk van de twee nieren is eigenlijk een stelsel van buisjes die dicht omgeven zijn door een netwerk van kleine bloedvaatjes, capillaire buizen genaamd. De huisjes zijn verbonden met een kanaalstelsel dat uitmondt in één buis, de ureter, die van de nieren naar een porie loopt die net voor de anus zit en waar de urine door wordt afgevoerd. Doordat de capillaire buizen en de nierbuisjes zo dicht tegen elkaar aan zitten, kunnen afvalstoffen gemakkelijk uit het bloed in de buisjes komen; het bloed wordt zo voortdurend gefiltreerd. De afvalstoffen bevatten onder andere stikstofverbindingen die in de weefsels vrijkomen bij het omzetten van eiwitten. Deze verbindingen zouden giftig zijn voor de cellen als ze niet door het bloed afgevoerd werden naar de nieren. Daar worden ze uit het bloed gehaald en uitgescheiden via de kieuwen. De nieren reguleren ook de waterhuishouding - urine bestaat voornamelijk uit water - evenals het soort en de hoeveelheid zouten in het lichaam van de koi.

De voortplantingsorganen.
Voortplantingsorganen : Bij mannen zijn dit de testikels, bij vrouwtjes de ovaria. De testikels zijn tamelijk compact en gelijkmatiger gevormd dan de ovaria. Hoewel er door het jaar heen verschillen kunnen optreden, zien ze er in de paaittijd niet anders uit dan daarbuiten. De testikels produceren spermatozoïden, waarvan er in de paaitijd vele miljoenen kunnen worden geproduceerd. De ovaria zijn relatief kleine organen die bij de geslachtsrijpe koi onregelmatig van vorm zijn. Het hele jaar door kunnen er eieren in de ovaria worden gevonden, maar buiten de paaitijd is het aantal vruchtbare eitjes erg laag. Wanneer het vrouwtje klaar is om te paaien, stromen de eitjes in een centraal gelegen holte in het ovarium; ze komen vervolgens in de eileider terecht en worden bij de anus uitgestoten.

De zwemblaas.
De zwemblaas helpt de koi bij het zwemmen doordat het de vis een opwaartse kracht verleent. De zwemblaas bestaat uit een uitgerekte ovalen zak die tegen de bovenkant van de lichaamsholte aan ligt, net onder de wervelkolom en de nieren. De zwemblaas is bijna in twee delen gesplits door een vernauwing, waar een buis zit die de zwemblaas met het darmkanaal verbindt. Bij een koi-embryo ontwikkelt de zwemblaas zich als een minieme uitstulping van het darmkanaal. Dit verbindingsbuisje stelt de koi in staat de zwemblaas 'bij te vullen' door aan het wateroppervlak wat lucht naar binnen te happen. Deze luchtbel komt dan in het darmkanaal en wordt door een buisje in de zwemblaas 'gepompt'. De samenstelling van gassen in de zwemblaas is min of meer die van lucht.

De hersenen.
De hersenen zijn zacht en roze en liggen in de botachtige schedel.Tijdens de embryonale ontwikkeling van de koi ontwikkelen de hersenen en het zenuwstelsel zich als een buisje. Het voorste gedeelte groeit vervolgens uit tot de hersenen; de buis blijft bestaan als holtes of blaasjes die met een vloeistof zijn gevuld. De hersenen bestaan uit drie gedeelten: de voorste hersenen, de middenhersenen, en het verlengde ruggenmerg. Vooraan bij de voorste hersenen liggen de Olfactorische kwabben, een kwab voor ieder paar neusgaten aan weerszijden van het hoofd. Hier gaan zenuwimpulsen van de neusgaten naartoe en worden ze omgezet in de waarneming van het ruiken. De voorste hersenen bevatten ook de lichtgevoelige pijnappelklier en de hypofyse, die voor de hormoonproductie zorgt. Tijdens de ontwikkeling van het embryo zorgt een deel van de voorste hersenen ervoor dat de ogen gevormd worden, alsook de oogzenuwen en de pijnappelklier. (Het interpreteren van optische zenuwsignalen is een functie van de middenhersenen). De pijnappelklier, die aan de bovenkant van de voorste hersenen ligt, is lichtgevoelig. Men vermoedt dat de pijnappelklier een overblijfsel is van een tweede paar ogen die een verre voorouder uit de lijn der gewervelde dieren had. Bij koi merkt de pijnappelklier veranderingen in daglengte en stimuleert ze de aanmaak van voortplantingshormonen in de paaitijd. De hypofyse produceert hormonen die de groei en de voortplanting stimuleren; de hypofyse heeft ook een stimulerende werking op andere klieren, bijvoorbeeld op de schildklier. De belangrijkste functie van de middenhersenen is het interpreteren van signalen die via de zenuwen binnenkomen, met name signalen die te maken hebben met beweging en de houding van de vis in het water. De middenhersenen fungeren ook als de 'zetel' van het geheugen. Boven op de middenhersenen bevinden zich twee ovale optische kwabben die zenuwprikkels uit de ogen interpreteren en zodoende belangrijk zijn voor het gezichtsvermogen. De functie van het verlengde ruggenmerg is onduidelijk; het verlengde ruggenmerg lijkt het coördinatiecentrum voor beweging, evenwicht en lichaamshouding.

Het ruggemerg.
Het ruggenmerg is het achterste verlengde van de hersenen. Het strekt zich uit over bijna het gehele lichaam en is verbonden met veel van de belangrijke zenuwen. Zoals bij veel gewervelde dieren fungeert het ruggenmerg als 'doorgeefluik' voor zenuwimpulsen tussen het lichaam en de hersenen.

Het zenuwstelsel.
Naast de hersenen en het ruggenmerg, ligt er een complex netwerk van zenuwen. Dit stelsel geeft zintuiglijke informatie, zoals gevoel, smaak en reuk door aan de hersenen en activeert de weefsels, klieren en spieren. Er zijn twee soorten zenuwstelsels: het autonome zenuwstelsel en het willekeurige zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel regelt de 'onbewuste' activiteiten van organen als de darm, de kieuwen en bepaalde klieren. De vis heeft dus geen 'weet' van het functioneren van dit zenuwstelsel. Het willekeurige zenuwstelsel daarentegen geeft signalen door die bewuste activiteiten in gang zetten, zoals het samentrekken van spieren om een bepaalde beweging te maken.

interne anatomie

 

 

Externe anatomie.
Dit onderdeel bevat alle zichtbare delen van de koi. De druppelvorm van de koi zorgt ervoor dat de vis bij het zwemmen weinig turbulentie ondervindt van het water, waardoor hij snel en wendbaar is.

Baarddraden.
Een koi heeft twee baarddraden aan beide zijden van de bek. Een kleine baarddraad bevindt zich naast de bovenlip; de grote baarddraad zit in de hoek van de bek. De baarddraden zijn bedekt met smaakpapillen waardoor de koi alles kan proeven wat ermee in contact komt. Koi zijn eigenlijk bodemvissen en kunnen met hun baarddraden voedsel op de bodem lokaliseren. Koibezitters geven de vissen meestal voer dat op het water blijft drijven, enkel om de vissen naar de oppervlakte te lokken zodat men kan genieten van de mooie tekeningen

Neusgaten.
Aan beide zijden van de snuit bevinden zich twee neusgaten, dus vier in totaal. De neusgaten, langs dezelfde zijde, zijn verbonden door een U-vormig buisje. Het water stroomt door het ene neusgat naar binnen en door het andere weer naar buiten. Aan de onderkant van dit buisje liggen olfactorische cellen; dit zijn cellen die kunnen ruiken. Door deze cellen kan de koi voedsel zoeken doordat zeer kleine hoeveelheden voedsel door het water zweven en de koi als het ware naar de voedselbron leiden. In feite heeft de koi in zijn zoektocht naar voedsel meer aan zijn reukzin dan aan het gezichtsvermogen.

 

 

Ogen.
Koi hebben voor vissen een goed gezichtsvermogen. De ogen bestaan uit kegeltjes en staafjes en zijn zo gestructureerd dat ze zowel kleur als zwart-wit kunnen waarnemen. Koi hebben een goed genoeg zicht om tekst op een blad papier te onderscheiden. Doordat koi in het water leven hebben zij geen nood aan beschermende oogleden. Voorzichtigheid bij het 'netten' van koi is dan ook aan te raden want men kan de ogen gemakkelijk beschadigen. De positie van de ogen op het hoofd stelt ze in staat bijna 360 graden in het rond te kijken. Dit is bijzonder belangrijk voor de vissen om tijdens het eten vijanden te kunnen zien aankomen.

Kieuwdeksel.
Dit is een grote botachtige plaat die de kwetsbare kieuwen beschermt. Het deksel kan vrij bewegen en fungeert als een eenrichtingsklep: er kan wel water uit de kieuwholte stromen, maar het weggestroomde zuurstofarme water kan niet terug de kieuwen in. Het kieuwdeksel zit scharnierend vast aan de schedel.

 

 

Vinnen.
Koi hebben vijf soorten vinnen: de rugvin, de anale vin, de staartvin, twee borstvinnen en twee buikvinnen. Koi zwemmen door gebruik te maken van hun spieren. De vinnen zijn voor de vis heel belangrijk voor hun stabiliteit in het water. Wanneer de rugvin en de anale vin worden gespreid, kan de vis niet zo snel kantelen; de borstvinnen en de staartvin zorgen ervoor dat de vis niet uit koers raakt. De borstvinnen en de buikvinnen zorgen ook voor de fijne bewegingen; wanneer de vis water uit de kieuwen laat stromen, kunnen deze vinnen de stuwende beweging die dan ontstaat tegengaan zodat de vis stil in het water kan blijven liggen.

 

 

Anus.
Net voor de anale vin zit de anus. De darm en het ovarium of de testikels komen hierin uit. Net voor de anus bevindt zich een kleinere opening, waar de urinebuizen van de nieren in uitmonden.

 

 

Zijlijnorgaan.
Langs het midden aan beide zijden van de romp ligt een rij schubben; iedere schub is voorzien van een porie die via een klein buisje verbonden is met een kanaalvormige buis die in de huid onder de schubben ligt. Dit systeem van buisjes en kanalen maakt deel uit van het zijlijnorgaan. Op de kop loopt het zijlijnorgaan onder het oog naar de snuit. Wetenschappers zijn het nog niet eens over de functie van het zijlijnorgaan maar men vermoedt dat door beroering in het water er turbulenties in de buisjes onstaan en dit resulteert dan in een vluchtreactie.  

 

uitwendige anatomie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Oorspong

Definitie en oorsprong van koi.
Nishikigoi is de algemene benaming voor gekleurde karpers afkomstig uit Japan. De vele prachtige koivariëteiten die we kennen,stammen allemaal af van de zwarte vis die bekendstaat onder de naam Magoi. Historici zijn het erover eens dat het originele geboorteland van de koi Perzië was, het huidige Iran. Ongeveer 1000 jaar geleden werd de vis naar Japan overgebracht via landen als China en Korea. In die tijd bezaten ze nog niet die mooie kleurenpracht. Het waren de Japanners die door zorgvuldige selectie, aan de basis lagen van de huidige kleurschakeringen en ze zorgden ook voor de verdere uitbouw van de verschillende soorten.

Waar komt de naam koi vandaan?
Meer dan 2000 jaar geleden kreeg deze vis zijn naam in China. In de Chinese taal betekende het woord koi een mooie vis met een goed verdeeld schubbenpatroon. Later ontstond dan het woord nishikigoi of gekleurde karper.

Ontstaan en ontwikkeling.
Hoewel de eerste vermeldingen van koi (toen nog Magoi of karper) meer dan 2000 jaar oud zijn, is het kweken van koi van veel recentere datum. In eerste instantie werd de koi in Japan gekweekt als aanvulling van hun rijstmaaltijden omdat in de winterperiode het Niigata-district onbereikbaar was geworden door de soms wel 6 meter dikke sneeuwlaag. Op een dag werd een gekleurde mutant gevonden tussen de gewone karpers op de visvijver. Het ging hier hoofdzakelijk om rode, witte en gele koi. Later trachtten kwekers de variëteit te vervolmaken en met eindeloos geduld slaagden ze uiteindelijk in hun opzet. Soorten als Kohaku, Asagi (lichtblauw) en Bekko (wit gespikkeld) waren latere aanwinsten. Ze verkochten deze nieuwe soorten aan hogere prijzen omwille van de interesse en de populariteit bij het gewone volk.

Veel van de variëteiten die we tegenwoordig kennen,waren tegen het eind van de l9de eeuw bekend. Pas in de 20ste eeuw werd het houden van koi een populaire hobby. De aanleg van wegen en spoorwegen, en vooral de groei van het luchtvaartverkeer, maakten het makkelijk om koi te vervoeren.Al snel raakte men in andere delen van de wereld in de ban van deze prachtige vissen, met name in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.Vanaf het moment dat men nishikigoi ging kweken,werd er veel tijd en energie gestoken in het ontwikkelen van nieuwe variëteiten. In andere landen worden nu ook koi gekweekt, maar Japan is daarin nog steeds de nummer één van de wereld.